‘Oef, wat een cliché. Vreselijk! Ik zie geen pluspunten.’ ‘Stilistisch redelijk maar een tikje fantasieloos.’ ‘Na twee pagina’s is die geweldige stijl niet meer voldoende, ik kakte in.’ ‘Soms beeldend maar verpest door vaagheden en pretentie, ik ben afgehaakt.’ Maar ook: ‘Wauw, feilloos opgebouwd, helemaal top!’ en: ‘Moge deze door gaan naar de longlist, anders download ik hem stiekem.’
In 2018 en 2019 jureerde ik voor de verhalenwedstrijd EdgeZero. Onlangs vond ik mijn leesnotities uit 2019 terug, waaruit bovenstaande citaten en kenschetsen komen. Ze maakten me nieuwsgierig naar de kwaliteit van mijn lezen destijds. Er verschijnen in Nederland en België veel mooie kortverhalen in het genre, maar de meeste lezers kijken niet veel verder dan het oppervlakteverhaal. Thematiek en andere subtiliteiten worden vaak niet opgemerkt. Hoe deed ik dat zelf destijds als jurylid, en welke adviezen zou ik nu geven aan mezelf in 2019?
Allereerst een toelichting op de wedstrijd. EdgeZero bestaat sinds 2016 en stelt jaarlijks een anthologie samen van de beste gepubliceerde verhalen en wedstrijdinzendingen uit het jaar ervoor. In 2019 leidde dat tot EdgeZero. De beste genreverhalen van 2018. De selectie gebeurt door een jury, waarna het publiek de uiteindelijke ranglijst van de hoogst geplaatste verhalen bepaalt en daarmee ook de winnaar. Het jurygedeelte kent twee rondes. In de slushronde lees je een flink gedeelte per verhaal en beoordeel je het op zaken als frisheid, eigen stem en leeservaring. In de longlistronde kijk je meer naar het geheel: hoe komt het verhaal over, sluit alles consequent in elkaar, zijn personages en actie goed uitgewerkt, laat de plot je achter met een tevreden gevoel. Je schrijft geen rapport maar geeft per verhaal scores bij de verschillende aspecten. Voor de editie van 2019 werden 103 verhalen ingezonden. Daarvan heb ik er in de slushronde zo’n 80 gelezen. In de longlistronde las ik ongeveer 20 daarvan alsnog helemaal, plus een stuk of 10 voor het eerst.
De inzendingen bij EdgeZero zijn niet anoniem zoals dat bij andere verhalenwedstrijden wel het geval is. Ik wist dus steeds vooraf wie het verhaal had geschreven. Leuk om te zien is dat ik met tamelijk onbevangen passen door het proza struinde. Ik was nog niet zo bekend met schrijvers die, soms over een periode van decennia, een stevige reputatie hebben opgebouwd. Over Het wormgat van Frank Roger: ‘Het verhaal voelt onervaren aan, iets wat geschreven is door een ouder iemand zonder schrijfervaring.’ Over De sporen van Hoddesdon: ‘Mike Jansen aan de lopende band: bekwaam, maar op de een of andere manier heb je het gevoel dat je zoiets al zo vaak hebt gelezen.’ Over Een heerlijke dag, met een vloedlijn vol krijsende ondoden en een hemel van sidderend noorderlicht van Tais Teng: ‘Veel knappe woordacrobatiek, veel uitzinnig geschetste beelden maar het blijft bij kunstigheid, het beklijft niet.’ Er gaat niets boven een frisse blik.
Frisse blik of niet, als ik mijn aantekeningen herlees dan constateer ik dat ik destijds precies deed waarvan ik nu vind dat het zo níet moet. Niet dat ik slecht las. Ik lette op de opbouw van het verhaal, het tempo, de opgewekte spanning. Op verrassende ontwikkelingen rond de personages, en of het verhaal vragen opriep die op het juiste moment beantwoord werden. Op de gegeven informatie, die niet te uitgebreid maar ook niet te summier moest zijn. Ik keek of het einde logisch voortkwam uit het voorafgaande en of de sfeer overtuigde. Of het personage inleefbaar overkwam en niet te tweedimensionaal werd neergezet. Ik lette op de stijl, zowel technisch als creatief. En was er een thema in het verhaal zichtbaar, een boodschap? Kortom: ik las zoals de meeste mensen dat doen als ze een roman kopen of een kortverhaal in een tijdschrift of bundel lezen. Daar is niets mis mee. Een verhaal is allereerst precies dat: een stuk proza dat je meesleept, ontroert, aan het lachen of nagelbijten brengt, dat je een tijdje op een vreemde plek laat zijn. Ik wil ook niet zeggen dat de zestien verhalen die uiteindelijk de anthologie haalden per se méér zijn dan dergelijk proza. Wat me nu vooral verbaast is dat ik helemaal geen vragen stelde bij wat ik las. Met de volgende vijf adviezen had ik er misschien meer van gemaakt.
1. Schakel je verwachtingen uit
Zodra je bepaalde elementen, personen of situaties in een verhaal aantreft, associeer je die met verhalen die je eerder hebt gelezen. Dat schept verwachtingen en kleurt je lezing van het verhaal. Wees je bewust van die verwachtingen en schakel ze zoveel mogelijk uit.
Voor het ongeluk geboren van Wouter van Gorp (hier online te lezen) gaat over twee mannen die in het Amerika van de jaren 70 jagen op ‘wegmerries’: demonen die ongelukken veroorzaken. Het verhaal opent met een korte cursieve passage. De Amerikaanse highway is geen getemd beest, zo lezen we, geen hulpmiddel om met de auto overheen te scheuren. ‘De weg is deel van het land geworden, en het land kent zo zijn geesten, zijn goden en demonen (…) Want net als iedere god is ook de weg eens in de zoveel tijd op een offer uit, en op bloed.’ Toen ik dit las dacht ik meteen: ha, dit wordt zoiets als American Gods van Neil Gaiman, die geweldige klassieker uit 2001. In mijn notities lees ik dan ook terug dat dit verhaal gaat over over goden en geesten die weliswaar moderne vormen aannemen maar nog even onberekenbaar zijn als vroeger. Nu ik het verhaal herlees vraag ik me af hoe ik daar in vredesnaam bij kwam. Het verhaal gaat toch vrij duidelijk over het wegennet als iets wat de natuur heeft verdreven en zo offers eist, het staat er zelfs expliciet: ‘Omdat we het ernaar gemaakt hebben (…) We maakten een netwerk van teer en asfalt en drukten de geest van het land weg. We verafgoodden de kooi die we van het land gemaakt hadden: billboards, motels, auto’s… alles in dienst van de Highway.’ En alsof de boodschap nog niet duidelijk genoeg is, speelt een groot deel van de geschiedenis zich af bij Big Cans, een roadside attraction rond het thema ‘blikjes’. Blik, Van Duin. Auto’s! Maar ja, mijn blik was gevestigd op die oude goden.
2. Let op onwaarschijnlijkheden
Een verhaal hoort plausibel te zijn, al is het een speculatief verhaal. Zitten er onwaarschijnlijkheden in dan zijn dat fouten en is het een slecht verhaal. Mis. Onwaarschijnlijkheden kunnen opzet zijn, bijvoorbeeld als vorm van structurele ironie of om iets te parodiëren. Stel jezelf daarom altijd de vraag of er misschien een reden is voor de onwaarschijnlijkheden, in plaats van verhaal en schrijver meteen af te schieten.
‘Pfff, wat een anticlimax,’ noteerde ik bij Je keek naar me… van Maarten Luikhoven (hier online te lezen). In het verhaal hoort de verteller over de 8-jarige Rosalie Struthers die decennia eerder in een nabijgelegen villa mishandeld en vermoord werd, en er nog steeds rondspookt. ‘Wat is dat toch met klassieke horror? Appelleert het aan een onbewuste overtuiging dat er met slachtoffers van huiselijk geweld toch iets mis is en dat ze zich daarom ontpoppen tot gestoorde, wraakzuchtige spoken? Rosalie is ‘verdorven’, een kind van acht?? En dan die moeder die als een deus ex machina met haar jerrycans benzine opduikt om tot actie over te gaan. Waarbij ze zonder verdere toelichting omkomt. En hij rent niet terug om haar te helpen?! Sórry.’ Destijds heb ik me geen moment afgevraagd of deze vreemde ontwikkelingen ergens op zouden kunnen wijzen. Is het verhaal misschien een parodie op een bepaald type horrorverhaal, of juist een hommage? Of wil het iets zeggen over hypocrisie in onze beelden van huiselijk geweld? Nu ik het herlees, stel ik me die vragen wél. Antwoorden vind ik nog steeds niet, moet ik zeggen. Recensies van de bundel die inzoomen op de afzonderlijke verhalen geven mij evenmin de indruk dat andere lezers wel een dubbele bodem hebben aangetroffen. Helaas blijf ik op dit punt dus bij mijn mening van toen.
3. Let op woorden en namen
Woorden zijn hét gereedschap van de schrijver. Ze staan er niet voor niets. Als je vreemde woorden, namen of termen tegenkomt, als iets vaak herhaald wordt of als iets in een dialoog overdreven veel aandacht krijgt, vraag jezelf altijd af wat het belang ervan is.
Ik vond De eindoplossing van het vetusentiteitenprobleem van Django Mathijsen (hier online te lezen) een spannend verhaal. ‘Knap hoe met niet te veel turbotaal toch de indruk wordt gewekt van doorwrochte technische onderbouwing. En er is ook nog een stevige boodschap over machtspolitiek en hoe onbelangrijk daarin mensenlevens zijn.’ Een zeer aantrekkelijke mengeling van SF en octopusmonsters, zo was mijn conclusie. Waar ik bij die ‘doorwrochte technische onderbouwing’ precies op doelde kan ik niet meer herleiden. Hopelijk niet op de ‘cryptoallectatie’, de ‘cryptobiologie’ en de ‘cryptohistorie’, of op de ‘cryptokinetische causale seismologische rekenmodellen’ waarmee de hoofdpersoon zich inzet voor de strijd tegen ondergrondse monsters. De prefix ‘crypto-‘ komt alleen al in de openingsalinea tweemaal voor, dat is me destijds compleet ontgaan. In het verhaal wordt ook nog eens verwezen naar een professor Zorro die de ondergrondse atoomproeven uit de Koude Oorlog verklaart als pogingen om de monsters uit te schakelen. Het Lovecraftiaanse monster Yog-Sothoth heeft zijn Groningse gasbel-equivalent in Yog-Slochthoth en de militairen zetten kernwapens in met de namen Paasei, Struisvogelei en Saurusei. Toen ik mijn notities nogmaals bekeek kon ik alleen maar hartelijk lachen. Misschien heeft het wat sentimentele begin, over de twee broertjes in de put, me op het verkeerde been gezet. Hoe ik er nu tegenaan kijk? Eerlijk gezegd weet ik het niet goed. Netto denk ik dat dit verhaal niet meer is dan een serieus klinkend maar over-the-top avonturenverhaal met steken onder water naar de internationale politiek en een flinke knipoog naar complottheorieën. De opvallende titel schaar ik daar ook onder.
4. Let op de titel
Ja, titels zie je makkelijk over het hoofd bij het jureren. Je hebt de neiging ze vooral te zien als labeltjes die je helpen om de verhalen uit elkaar te halen. ‘De dwaler, welke was dat ook al weer? O ja, die.’ Zoiets. Maar regelmatig vat de titel het verhaal thematisch samen, of onderstreept het iets wat de schrijver van belang vond. Let er dus altijd op. Vraag je af waarom de schrijver uitgerekend die titel heeft gekozen.
Uitgaande van de verwachtingen die ik als lezer bij De dwaler van Mike Jansen (hier te downloaden) had, had het verhaal net zo goed De man die uit een spiegel stapte of Tijdreiziger in Amsterdam kunnen heten. Het gaat over de moderne Anja die zo’n tijdreiziger ontmoet en een middag met hem doorbrengt in de hoofdstad. Ik vond het een stroef verhaal. ‘Misschien omdat het te veel gepraat is, te weinig beleving. Natuurlijk kijkt iemand uit een andere tijd anders aan tegen het heden, maar het zijn hier wel een beetje de clichés: de auto’s, de hoeren. Kijk eens naar oude filmbeelden en je ziet hoe mensen anders gekleed zijn, zich anders bewegen, anders praten, anders met elkaar samen zijn.’ Toen ik het verhaal onlangs herlas, verbaasde ik me erover hoe gemakkelijk je over zaken heenleest als ze niet overeenstemmen met je verwachtingen. De dwaler gaat namelijk over iets heel anders dan cultuurclashes bij tijdreizen. Gerben, die tijdreiziger uit de 17e eeuw, legt het nota bene uit: ‘Waar mijn tijdgenoten de natuur bestudeerden en wetenschap bedreven, onderzocht ik de wereld van gene zijde (…) Mijn collega vorsers lachten me uit (…) Wie kan geloven dat (…) gene zijde slechts een doorgang is naar heden, verleden en toekomst en dat de kennis van gene zijde net zoveel met geloof als met bewijs te maken heeft?’ Destijds wist ik nog niets af van thema’s in het oeuvre van Jansen rond consensusrealiteit en wetenschappelijke interpretaties van de menselijke historie, maar dat ik deze hele kwestie afdeed als ‘te veel gepraat’ vind ik toch wel een beetje makkelijk. En die titel dus. Gerben is een ‘dwaler’. Iemand die het spoor bijster is (volgens wie?) of op andere manieren naar waarheid zoekt omdat dat zijn natuur is. Dat de schrijver uitgerekend deze titel koos had op zijn minst vragen bij me moeten oproepen.
5. Let op kopjes, nummers en sterretjes
Ze zijn vooral handig bij het lezen, die signalen die aangeven dat er een nieuw tekstgedeelte begint. Maar als ze er zijn, probeer te zien of ze méér doen dan alleen dat. Tel ze (een indeling in vijven komt regelmatig voor) en bedenk of er een bedoeling is.
De Heeren van ‘s Gravensande van Anaïd Haen (hier online te lezen) heeft kopjes die zo abstract zijn en zo weinig te doen hebben met het verhaal dat je er vlot overheen leest. Expositie, Intrige, Climax, Catastrofe en Peripetie. Dat riekt naar toneel, denk je als het wél tot je doordringt (wat het destijds bij mij niet deed). Inderdaad zijn dit de vijf onderdelen van de klassieke Griekse tragedie. Daarmee krijgt het verhaal vanaf het begin een fatale toon. Ook is er al een zekere foreshadowing van de ontknoping, die inderdaad rust op hubris van verteller Bart. Mocht je je na afloop van het verhaal afvragen of ze met hun antieke kanon tóch iets wisten te bewerkstelligen, dan weet je dankzij de kopjes dat dat niet zo is. Of je de implicaties van deze formele structuur breder wilt trekken, kun je als lezer zelf bepalen.
Bovenstaande vijf adviezen kunnen bruikbaar zijn voor lezers, juryleden en recensenten van speculatieve kortverhalen. Of ik er zelf destijds iets aan zou hebben gehad? Ik denk niet dat ik spectaculair veel beter had gelezen. Voor een beter inzicht in speculatieve kortverhalen is meer nodig: diepte-interviews met schrijvers en een breder inzicht in hoe genreschrijvers de sense of wonder en de suspension of disbelief kunnen inzetten om gedachten en gevoelens in hun verhalen te verweven. Speculatieve fictie heeft op dit punt nu eenmaal een achterstand op literair proza: je leert er niets over op school behalve dan dat het vooral als vermaak en ‘escapisme’ moet worden gezien.
Toch denk ik dat ik met deze tips in 2019 meer zou hebben opgemerkt. Met een beetje geluk had ik, in elk geval bij de verhalen die ik mooi vond, wat meer nagedacht. Ik had mezelf vaker vragen gesteld en, al had ik de antwoorden op die vragen niet geweten, daarmee wel een eerste stap gezet in het beter lezen van speculatieve kortverhalen. Hierbij moet wel gezegd worden dat mijn notities dan nu een stuk minder amusant waren geweest.
Laatst bijgewerkt, behoudens tekstuele correcties: 24 juli 2024