Positiepapier (2)

Landschap met gebouw en vervallen elementen

In Positiepapier (1) verbaasde ik me erover dat ‘relevantie’ in speculatieve fictie zo weinig wordt benoemd. Bij literair proza en poëzie worden lezers aangemoedigd om aandacht te hebben voor de diepere lagen, voor wat hen aan het denken kan zetten. Bij speculatieve fictie kijken we echter bijna alleen maar naar het oppervlakteverhaal, terwijl veel schrijvers er wel degelijk diepgang in proberen te leggen. Het probleem is hier dat speculatieve fictie anders werkt dan die andere twee genres. Globaal kun je zeggen dat literair proza vooral focust op personages, en poëzie vooral op techniek en taal. Speculatieve fictie daarentegen legt de prioriteit bij de verhaalwereld, die vaak voorkomt uit de vraag ‘Wat als…?’

De normen van literair proza worden ons al op de middelbare school aangeleerd. Andere letterkundige genres voldoen niet aan die normen en worden tot ‘lectuur’ gedegradeerd, terwijl ze toch relevantie in zich kunnen dragen. Maar nergens leer je hoe je speculatieve fictie moet lezen om die relevantie boven water te halen. Laat staan dat je wordt uitgenodigd om te denken: goh, wat heeft deze schrijver dat ontzettend knap gedaan. Of juist: wat een gemiste kansen om er echt iets goeds van te maken. Zelf gaan we daarom ook behoorlijk slordig om met onze pareltjes. Ik vraag me eerlijk gezegd af hoeveel lezers van Elvis moet dood (een van de kortverhalen die ik in dit positiepapier als voorbeeld gebruik) hebben nagedacht over wat er in dat wonderlijke verhaal allemaal voorvalt, en waarom.

We hebben handvatten nodig. Hoe lees je speculatieve fictie? Hoe dring je door tot de relevantie, tot die diepere lagen als die er door de schrijver in gelegd zijn? En hoe schat je een verhaal vervolgens naar waarde? Want zolang we ons genre langs de cultuur-dominante lat van literair proza leggen, blijven we blind voor al het mooie en relevante dat verbeeldingskracht kan brengen. De buitenwacht overtuigen van de waarde van onze verhalen gaat ons dan al helemaal niet lukken.

Tijdens het schrijven van dit positiepapier was ik bezig met een analyse van winnende verhalen van de afgelopen edities van de EdgeZero-verhalenwedstrijd. De voorbeelden die ik hieronder gebruik komen uit die verhalen. Ze deden mij ook weer inzien hoe goed speculatieve fictie kan zijn. Stuk voor stuk brengen deze verhalen hun strekking effectief over, met actie en verbeeldingskracht. Stuk voor stuk zijn ze intelligent en kundig geschreven, waarbij de een uiteraard meer denkwerk van de lezer vraagt dan de ander. Verbazing hoeft dit alles niet te wekken: het zijn niet voor niets winnende verhalen in een wedstrijd waarin jaarlijks ruim honderd verhalen meedingen, veelal van gerenommeerde schrijvers. Verbazingwekkend is wel dat ze buiten het wereldje van Nederlandstalige speculatieve fictie geen enkele aandacht krijgen, laat staan het respect dat ze verdienen.

 

Analysekader voor speculatieve fictie

Hieronder doe ik een poging om een praktisch toepasbaar analysekader voor speculatieve fictie te formuleren. Ik trek daarbij steeds de vergelijking met het analysekader voor literair proza en, in mindere mate, poëzie. Bij deze vergelijking heb ik me mede gebaseerd op Hoe lees ik? en Een gedicht is ook maar een ding van Lidewijde Paris en op Basisboek literatuur van Corrie Joosten et al. De vier genoemde verhalen zijn alle online te lezen (links onderaan).

 

Stap 1: Genieten

Geniet van het verhaal. Laat je intrigeren door de wereld die wordt geschilderd, door de gebeurtenissen en alles wat de personages meemaken.

Is deze stap absurd bij een analyse? Nee. Lidewijde Paris zegt in Een gedicht is ook maar een ding dat je poëzie allereerst aan je gevoel toetst: ‘Wanneer een gedicht je raakt, je iets doet of iets zegt, is dat in feite genoeg, daar is poëzie voor bedoeld.’ Speculatieve fictie is allereerst bedoeld om aan de fantasie te appelleren, aan een sense of wonder. Dompel je er dus in onder, laat je meeslepen door de schrijver die niet voor niets heeft gekozen voor sciencefiction, fantasy, horror, punk, slipstream, magisch realisme of welk subgenre dan ook.

Speculatieve fictie is een letterkundig genre dat niet per se hoeft te voldoen aan allerlei complexiteitseisen. Het mag relevantie hebben maar ook gewoon een feest voor de verbeeldingskracht zijn. (De volgende stappen zijn wel gericht op relevantie.)

 

Stap 2: De verhaalwereld

De verhaalwereld is het samenhangende geheel van (on)mogelijkheden waarbinnen de gebeurtenissen in het verhaal plaatsvinden. Er kan bijvoorbeeld sprake zijn van een niet-bestaand land, tijdreizen, een dystopische toekomst, een virtuele werkelijkheid, een alternatieve geschiedenis, futuristische ruimtereizen of magie. De verhaalwereld bepaalt welke gebeurtenissen mogelijk zijn en daarmee hoe het verhaal de eventuele relevantie naar voren brengt.

Vragen die de lezer zich bij deze stap kan stellen zijn:

  • Wat wordt door deze niet-bestaande verhaalwereld mogelijk gemaakt? Wat doen de ‘wetten’ van de verhaalwereld met personages?
  • Wie bepaalt de ‘wetten’ van de verhaalwereld? Zijn dat bijvoorbeeld natuurkrachten, individuen, volkeren of machtsinstituten?
  • Kan de verhaalwereld worden gezien als een spiegel van onze realiteit? Reflecteert de verhaalwereld het verleden, het heden of een toekomst? Wordt dit serieus of humoristisch gebracht?
  • Hoe gedetailleerd is de verhaalwereld beschreven?
  • Zitten er inconsequentheden in de verhaalwereld die een reden hebben?

In zowel Fragmenten (Sophia Drenth, winnaar editie 2018) als Witruimte (Jasper Polane, winnaar editie 2019) is de tijd geen lineair, vaststaand gegeven. Een dergelijke verhaalwereld maakt verhalen mogelijk over, respectievelijk, onafwendbare liefde en onafwendbare mechanismen. Tegelijkertijd is de scope van deze twee verhalen totaal verschillend. Fragmenten is een intiem verhaal dat focust op de relatie van een gewone man en een ‘tijdzwemmer’. Witruimte gaat over de strategische inzet van demonen tijdens het beleg van Constantinopel. Er vallen in één alinea soms duizenden doden, maar hier wordt dan ook een statement gemaakt over wat de geschiedenis drijft. Fragmenten kent een vaag beschreven verhaalwereld, terwijl het uiterst concrete Groningen van Pake Pollok (Joost Uitdehaag, winnaar editie 2021) de dystopische boodschap juist heel dichtbij brengt. Ook de mate van serieusheid van de verhaalwereld is van belang. Een verhaal dat begint met een fotosessie rond een dood kind (Fragmenten) gaat evident over iets anders dan een verhaal over een jongeman die bankbiljetten uitbraakt zodra zijn strijkende moeder met haar kont begint te draaien (Elvis moet dood van Bo Balder, winnaar editie 2020).

Deze analysestap is essentieel bij speculatieve fictie en wijkt dus nadrukkelijk af van de eerste stap die bij literair proza gebruikelijk is, namelijk die rond verteller en personages. De personages en hun ontwikkeling staan daar in de regel centraal, waarbij we hen zien door de ogen van verteller(s). De betrokkenheid van de lezer loopt primair via het kijken naar mensen, wat niet vreemd is gezien het feit dat de thematiek vaak aspecten van intermenselijke relaties betreft. Bij speculatieve fictie kunnen dergelijke relaties ook een thema zijn maar vindt het overbrengen ervan eerder via de verhaalwereld plaats. Personages ontwikkelen zich in heel veel gevallen niet. Zo staat in Fragmenten weliswaar de liefdesrelatie van Eduard en Matine centraal maar wordt de dynamiek en daarmee de strekking gedragen door de fragmenterende werking die de verhaalwereld op hun leven heeft. Een persoonlijke ontwikkeling van Eduard zou niets hebben toegevoegd. Een term als ‘personages van bordkarton’ heeft dus ook geen betekenis. In literair proza spreken we bij een vaag geschetste want niet relevante setting ook niet van ‘een omgeving van bordkarton’.

Als ik het visualiseer: personages in speculatieve fictie kunnen misschien het beste worden zien als contouren die zich bewegen door een geschakeerde, dynamische omgeving.

 

Stap 3: De actie

Hoewel snelle, spannende actie beslist niet aanwezig hoeft te zijn in speculatieve fictie, is actie wel van essentieel belang. Het zijn de personages die de actie realiseren. Vanuit hun drijfveren doen zij iets in of met de verhaalwereld. Die drijfveren kunnen groots en meeslepend zijn (een zelfmoordmissie in Witruimte) of heel bescheiden (het voltooien van een scriptie in Pake Pollok). Naast een belangrijke toegevoegde waarde voor het genieten (stap 1) dragen gebeurtenissen vaak bij aan de relevantie.

Vragen die de lezer zich bij deze stap kan stellen zijn:

  • Hoe laten personages hun handelingen bepalen door de verhaalwereld?
  • Verzetten zij zich, of passen zij de wetten van de verhaalwereld aan hun eigen behoeften aan, en zo ja, welke invloed hebben hun acties dan?
  • Of conformeren zij zich eraan, en hoe worden zij dan beïnvloed?

De hoofdpersonages van Fragmenten en Witruimte conformeren zich aan de wetten van de verhaalwereld. Ze doen dat respectievelijk passief en strategisch, passend bij de thematiek over het onafwendbare van bepaalde principes in ons leven. De hoofdpersonages van Elvis moet dood en Pake Pollok verzetten zich juist tegen een verhaalwereld die hun leven negatief beïnvloedt. Beide weten een kentering teweeg te brengen, hoewel die bij de eerste alleen maar ogenschijnlijk is, zoals de alleszeggende laatste zin van het verhaal duidelijk maakt. Deze twee verhalen benutten actie om een directe, bezorgde boodschap over te brengen over onze eigen realiteit.

In literair proza is tijdverloop de tweede stap. Ook dit hangt weer samen met die focus op het personage en diens psychologische ontwikkeling. Spelen met chronologie en (dis)continuïteit brengt de lezer op de juiste momenten inzichten over motieven en relaties – of zet juist op het verkeerde been. Veel speculatieve fictie, daarentegen, is ab ovo geschreven: het begint bij het begin en wikkelt zich chronologisch af. Volgens de normen van literair proza is dit een tekortkoming. In Hoe lees ik? schrijft Lidewijde Paris: ‘Als je aan het begin begint, is het veel moeilijker om een verhaal spannend te maken. Veel klassieke avonturenromans als die van Jules Verne, en bijna alle andere avonturenverhalen, doen dat wel. Dan maak ik als lezer het hele avontuur van kop tot staart mee, en de spanning bestaat uit de vraag of de held zijn taak al dan niet zal volbrengen.’ Drie van de vier genoemde EdgeZero-verhalen zijn ab ovo geschreven, hoogstens met een enkele flashback of een openingszin die als voorbode fungeert. Het is in speculatieve fictie de sense of wonder in combinatie met de actie die voor spanning en verrassing zorgen, of het nu gaat om de gebeurtenissen bij de concertvenue in Elvis moet dood of de onthulling van de exacte aard van de ‘reset-demon’ in Witruimte.

Gevisualiseerd: als personages in speculatieve fictie gezien kunnen worden als contouren die zich bewegen door een geschakeerde, dynamische omgeving, dan is de actie de strijd of dans die zij verbeelden.

 

Stap 4: Het referentiekader

Speculatieve fictie is door de sense of wonder buitengewoon geschikt om te reflecteren op denkwijzen, ontwikkelingen en gebeurtenissen in onze eigen wereld en samenleving. Alles is immers mogelijk zodra de vraag ‘Wat als…?’ wordt gesteld. Aan de hand van elementen in de verhaalwereld kunnen parallellen worden getrokken. Daarbij kan speculatieve fictie zowel zelfbedachte elementen inzetten als elementen die ook in literair proza gebruikt worden, zoals intertekstualiteit of verwijzingen naar historie of actualiteit. Elvis moet dood doet alles, en wel op zeer complexe wijze. Het verband tussen het dystopische Las Vegas en het moderne Amerika wordt gelegd door middel van een breed scala aan toespelingen: verwijzingen naar Elvis Presley, joods-christelijke religie en Star Trek, maar bovenal naar allerlei grote en kleine gebeurtenissen rond Donald Trump en de maatschappelijke problemen in Amerika. De wonderlijke verhaalwereld met zijn kikkerregens en mobieltjes-brakende hoofdpersoon is uitermate geschikt om al deze lijntjes bij elkaar te houden. De verwijzingen maken dit verhaal tot een complexe puzzel waarin de lezer veel moet opzoeken en waaraan bovendien elke lezer een eigen interpretatie zal geven. In Witruimte worden de in historische bronnen vermelde voortekenen van de val van Constantinopel vertaald als demonen. Dit verschaft de lezer die het herkent (of de moeite neemt om het op te zoeken) leesplezier, maar draagt ook nog eens bij aan de strekking van het verhaal over de irrationele maar beslissende rol van symbolen en dromen.

Vragen die de lezer zich bij deze stap kan stellen zijn:

  • Is er sprake van opvallende details die een toespeling ergens op kunnen zijn?
  • Hebben persoonsnamen, plaatsnamen of andere expliciet genoemde (merk)namen een betekenis?
  • Is er sprake van symbolen of verwijzingen naar specifieke mythen, religies, sprookjes of legenden? Naar andere (speculatieve) werken? Naar gebeurtenissen in de geschiedenis of actualiteit?
  • Valt uit het totaal van dergelijke verwijzingen een verband op te maken tussen verhaal en strekking?

Bij literair proza (en uiteraard ook bij poëzie) is het referentiekader in dit stadium van de analyse ook van belang. De vragen die bij de analyse van die genres worden gesteld zijn niet wezenlijk anders. Toch heeft het referentiekader bij speculatieve fictie een andere, sterkere rol, die natuurlijk ook weer te maken heeft met de genietfactor. Nergens anders kun je een wederopgestane Elvis opvoeren die zwetend en misselijk zijn blaas staat te legen tegen een creosootstruik. Maar dit is niet het enige. Bij literair proza ligt de nadruk op de ontwikkeling van het personage, en daarmee op een uniek persoon. Intertekstualiteit, beeldspraak en andere referenties ondersteunen dus vooral de karakters en onderlinge relaties van personages. Bij een genre dat zijn prioriteit bij de verhaalwereld heeft liggen, is het niet verwonderlijk dat ze vaak een reflectie op (maatschappelijke) situaties en ontwikkelingen ondersteunen. Het herkennen van de verwijzingen biedt vaak toegang tot diepere lagen in het verhaal.

Gevisualiseerd: het referentiekader is onderdeel van de verhaalwereld, soms herkenbaar maar even vaak op volstrekt natuurlijke wijze opgaand in die geschakeerde, dynamische achtergrond van verbeeldingskracht.

 

Conclusie

Met deze stappen in deze volgorde denk ik dat veel speculatieve (kort)verhalen geanalyseerd kunnen worden, zodat wat ze proberen te zeggen beter tot zijn recht komt. Aansluitend kan elke lezer een conclusie trekken over de zeggenschap van het verhaal. Dat blijft tenslotte uiteindelijk ook een kwestie van persoonlijke smaak.

 

Links naar de aangehaalde kortverhalen

Sophia Drenth, Fragmenten

Jasper Polane, Witruimte

Bo Balder, Elvis moet dood

Joost Uitdehaag, Pake Pollok